De BVBA zal in de nabije toekomst in het kader van de hervorming van het vennootschapsrecht omgevormd worden tot de BV (besloten vennootschap). De BV wordt gekenmerkt door haar verregaande flexibiliteit, zodat deze aangepast kan worden aan de concrete noden en behoeften van de aandeelhouders.
De meest opvallende wijziging betreft de afschaffing van het kapitaalbegrip. Tot op heden moet een BVBA namelijk beschikken over een minimumkapitaal van 18.550 EUR. Deze voorwaarde zal in de toekomst dus niet meer gelden. Aangezien het kapitaal tot doel heeft de schuldeisers te beschermen, zal u zich wellicht afvragen of de afschaffing van het minimumkapitaal niet ten nadele is van de schuldeisers. Niets is echter minder waar, de wetgever voorziet namelijk een aantal nieuwe regels waardoor de schuldeisers een betere bescherming zullen genieten. De belangrijkste wijzigingen inzake schuldeisersbescherming zullen in deze bijdrage worden behandeld. |
1. Schuldeisersbescherming bij oprichting
De BV zal bij oprichting niet meer moeten beschikken over een minimumkapitaal, maar over een ‘toereikend vermogen’ voor de geplande activiteit. Oprichters van een vennootschap zullen dus afhankelijk van de activiteit van de vennootschap geval per geval moeten nagaan hoeveel vermogen vereist is om de geplande activiteit gedurende minstens twee jaren te voeren. Hierdoor krijgt het vermogen van de vennootschap een meer realistische en concrete invulling, in plaats van het huidige forfait dat voor sommige activiteiten te hoog is en voor andere dan weer te laag.
Daarnaast wordt er meer belang gehecht aan het financieel plan. Door middel van het financieel plan verantwoorden de oprichters namelijk de samenstelling en het toereikend karakter van het kapitaal. Om te vermijden dat het financieel plan enkel wordt aanzien als formaliteit bij de oprichting van een vennootschap, vereist de wetgever voortaan dat een aantal verplichte vermeldingen worden opgenomen in het financieel plan.
2. Schuldeisersbescherming bij uitkering
Indien de vennootschap wil overgaan tot een dividenduitkering, zullen voortaan twee uitkeringstests moeten worden doorlopen, voordat de aandeelhouders deze uitkering zullen ontvangen.
De eerste test is de balanstest. Deze test is zeer gelijkaardig aan de huidige netto-actieftest en vereist dat het eigen vermogen van de vennootschap niet negatief is of wordt door de uitkering. Indien de vennootschap beschikt over wettelijke of statutaire onbeschikbare eigenvermogensrubrieken, mogen deze evenmin worden uitgekeerd. Als schuldeisers dus een bepaald minimumbedrag aan eigenvermogen als onderpand wensen, kan hieraan verholpen worden door een bepaald bedrag aan inbreng statutair onbeschikbaar te maken.
De tweede test is de liquiditeitstest. Deze test vereist dat een uitkering slechts kan geschieden indien het bestuursorgaan heeft vastgesteld dat de vennootschap, volgens de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen, na de uitkering in staat zal blijven haar schulden te voldoen naarmate deze opeisbaar worden over een periode van ten minste twaalf maanden na de datum van uitkering. Het bestuursorgaan zal vervolgens haar bevindingen moeten verantwoorden in een verslag.
Indien een uitkering werd doorgevoerd met miskenning van de balans- of liquiditeitstest, zal de vennootschap gerechtigd zijn om deze onterecht doorgevoerde uitkering terug te vorderen van de aandeelhouders, ongeacht hun goede of kwade trouw.
3. Strengere oprichters- en bestuurdersaansprakelijkheid
De wetgever behoudt de bijzondere grond voor oprichtersaansprakelijkheid. Oprichters zullen zich echter niet meer kunnen verschuilen achter het wettelijk minimum, aangezien voortaan een toereikend vermogen vereist is.
Daarnaast zullen bestuurders eveneens aansprakelijk kunnen worden gesteld door de vennootschap en door derden indien zij de liquiditeitstest miskennen en dus onterecht zijn overgegaan tot uitkering.
Inwerkingtreding
Tot slot dient nog te worden benadrukt dat de hervormingsvoorstellen nog niet definitief zijn en nog gewijzigd kunnen worden. De nieuwe regels zullen wellicht gelden vanaf 1 januari 2019 voor nieuw op te richten vennootschappen en er zijn overgangsregels voorzien voor bestaande vennootschappen vanaf 1 januari 2020. Voor overige wijzigingen aan het vennootschapsrecht in het kader van de hervorming, verwijzen wij naar onze publicaties Krachtlijnen hervorming vennootschapsrecht, Krachtlijnen nieuwe vereffeningsprocedure voor vennootschappen en Hervorming vennootschapsrecht geschillenregeling herzien.
Wenst u meer informatie? Aarzel dan niet om ons te contacteren.